Frans : Nederlands le serment = de eed fâcheux = vervelend le compatriote = de landgenoot la majorité = de meerderheid se prévaloir de = zich beroepen op un accroissement = een groei la revendication = het opeisen instaurer = oprichten étirer = uitrekken le décret = het besluit tout à coup = plotseling le moule = de mal la trahison = het verraad solennel = plechtig regretter = betreuren l'orthographe = de spelling supprimer = afschaffen un auditoire = een publiek un héritage = een erfenis la montée = de opkomst gérer = beheren désormais = voortaan le patrimoine = het erfgoed la reconnaissance = de erkenning musulman = moslim le bricolage = het knutselen