Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • lequel ? = welke? / welk?
  • l’immeuble = het flatgebouw
  • en compagnie de = in gezelschap van
  • pleurer = huilen
  • correspondre à = overeenkomen met
  • le toit = het dak
  • la blague = de grap
  • quelques = een paar / enkele
  • en banlieue = in de voorsteden
  • l’entretien = het sollicitatiegesprek / het gesprek
  • sembler = lijken
  • la façon de s’exprimer = de manier van uitdrukken
  • dès que = zodra
  • le langage = het taalgebruik / de taal
  • le défaut = het tekort / de zwakke plek
  • faire confiance à = vertrouwen hebben in
  • auparavant = eerder
  • le préjugé = het vooroordeel
  • la violence = het geweld
  • le manque = het gebrek
  • la société = de maatschappij
  • le chômage = de werkloosheid
  • le logement = de huisvesting
  • l’inégalité = de ongelijkheid