Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • slice = plak
  • plate = bord
  • spoon = lepel
  • saucer = schotel
  • cupboard = kast
  • napkin = servet
  • sharp = scherp
  • tray = dienblad
  • self-service = zelfbediening
  • dessert = nagerecht
  • appetite = eetlust
  • to complain = klagen
  • complaint = klacht
  • cream = room
  • flavour = smaak
  • vanilla = vanille
  • ice cream = ijs (consumptie)
  • ice = ijs (bevroren water)
  • rice = rijst
  • sauce = saus
  • waiter = kelner
  • waitress = serveerster
  • to serve = bedienen
  • tip = fooi
  • juice = sap
  • fresh = vers
  • grape = druif
  • pastry = gebak(je)