Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • shoplifter = winkeldief
  • shoplifting = winkeldiefstal
  • juvenile = jeugd
  • accomplice = medeplichtige
  • notorious = bericht
  • to accuse (of) / to charge (with) = beschuldigen (van)
  • accusation/charge = beschuldiging
  • fraud = fraude
  • involved in = betrokken bij
  • file = dossier
  • to reveal/to disclose = onthullen
  • revelation = onthulling
  • to mug = met geweld beroven
  • ransom = losgeld
  • drug trafficking = drugshandel
  • prohibited/forbidden = verboden
  • prohibition = verbod
  • fugitive = voortvluchtige
  • to loot = plunderen
  • to establish = vaststellen
  • to use force = geweld gebruiken
  • to detect = opsporen
  • rate = percentage
  • to allege = beweren
  • allegation = bewering
  • capable of = in staat tot
  • security/safety = veiligheid
  • secure/safe = veilig