to ride - rode - ridden
rijden (paard,fiets)
to rise - rose - risen
opstaan;opgaan (zon)
to shine - shone - shone
schijnen (zon)
to spend - spent - spent
uitgeven; doorbrengen
to spin - spun - spun
ronddraaien; spinnen
to spread - spread - spread
(zich) spreiden
to stick - stuck - stuck
steken; plakken ; kleven
to sting - stung - stung
steken; prikken
to swear - swore - sworn
zweren; vloeken
to swing - swung - swung
zwaaien; schommelen
to understand - understood - understood
begrijpen; verstaan
to (a)wake - (a)woke - (a)woken
wekken; wakker worden