Engels : Nederlands to report a crime = aangifte doen to arrest = arresteren to rob = beroven fine = boete criminal = crimineel thief = dief theft = diefstal prison; jail = gevangenis to stay safe = in veiligheid blijven burglary = inbraak to break in(to) = inbreken burglar = inbreker murder = moord to escape = ontsnappen robbery = overval to attempt = pogen to steal = stelen valuables = waardevolle spullen weapon = wapen shoplifting = winkeldiefstal to pickpocket = zakkenrollen to be aware of = (zich) bewust zijn van We couldn’t believe our eyes when we got there. = We konden onze ogen niet geloven toen we aankwamen. Fortunately, the car had an auto-lock system. = Gelukkig had de auto een automatisch slot. Thank goodness he didn’t break a window to get away. = Godzijdank heeft hij geen raam stukgeslagen om te ontsnappen. I was really relieved when the police arrived. = Ik was erg opgelucht toen de politie arriveerde. I realised I was lucky that my bag was still in the car. = Ik realiseerde me dat ik geluk had dat mijn tas nog in de auto lag. It was such a relief to see all my belongings were still there. = Het was zo’n opluchting dat mijn eigendommen er nog waren.