Engels : Nederlands Guess Who I [Bumped into]? = Raad eens wie ik [tegenkwam]? (to) wander = rondlopen, zwerven He was [thinking aloud]. = Hij was [hardop aan het denken]. He [bumped into] another city dweller. = Hij [botste] tegen een andere stadsbewoner aan. to [bump into] = tegenkomen, tegenaan botsen "\"\\\"I'm terribly sorry\\\", [he apologized].\"" = “Het spijt me vreselijk”, [verontschuldigde hij zich]. I was [caught up in my thoughts]. = Ik was [in gedachten verzonken]. I wasn't [watching my step either]. = Ik [lette ook niet op waar ik liep] . Don't I know you from somewhere? = Ken ik je niet ergens van? They both began to [laugh]. = Allebei begonnen ze te [lachen]. They had [met] each other the week before. = Ze hadden elkaar vorige week [ontmoet]. Tim [suggested] to have a donut. = Tim [stelde voor] om een donut te nemen. Sheila [replied] Tim was on a diet. = Sheila [antwoordde] dat Tim op dieet was. I [met] Frank on September twelfth. = Ik [ontmoette] Frank op twaalf september. [Unfortunately], I lost his address. = [Jammer genoeg] ben ik zijn adres kwijt. His friend [resembles] George Clooney. = Zijn vriend [lijkt op] George Clooney. His hair [is tied in a small bow]. = Zijn haar [zit in een klein staartje]. He embarrasses me. = Ik schaam me voor hem. I would [gratefully appreciate it]. = Ik zou het [heel erg op prijs stellen]. if you tell him = als je hem zou vertellen dat I'm in the park with my [girlfriend]. = Ik ben in het park ben met mijn [vriendin]. Angela and I don't want [the two dollars] back. = Angela en ik willen [de twee dollar] niet terug.