He has a daughter and two sons.
Hij heeft een dochter en twee zonen.
They got divorced after being married for ten years.
Ze zijn gescheiden na een huwelijk van tien jaar.
He lives together with his girlfriend.
Hij woont samen met zijn vriendin.
My granddaughter is my daughter's daughter.
Mijn kleindochter is de dochter van mijn dochter.
My grandparents are very old.
Mijn grootouders zijn heel oud.
My grandson is my son's son.
Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon.
After they got married they went on a honeymoon.
Nadat ze getrouwd waren gingen ze op huwelijksreis.
She is just like her mother.
Ze is net zoals haar moeder.
Mr Smith came by.
meneer Smith kwam langs.
Mrs De Jong came along.
Mevrouw De Jong kwam mee.
The orphan was adopted.
De wees werd geadopteerd.
Your father is your parent.
Je vader is je ouder.
She has a son and two daughters.
Ze heeft een zoon en twee dochters.
You may (to) call me Kees.
Je mag me Kees noemen.
He got down on one knee and asked her to marry him.
Hij ging op één knie en vroeg of ze met hem wilde trouwen.
I will (to) take this umbrella.
Ik zal deze paraplu nemen.
Tom couldn't tell the twins apart.
Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.
My mother's brother is my uncle.
De broer van mijn moeder is mijn oom.
She wore a beautiful dress at her wedding.
Ze droeg een mooie jurk op haar trouwerij.
She is his wife.
Ze is zijn vrouw, echtgenoot.
He was allowed to be alone for the weekend.
Hij had toestemming om alleen te zijn het weekend.