I often go swimming at the beach in the summer.
Ik zwem in de zomer vaak bij het strand.
My bike had a flat tyre.
Mijn fiets had een platte band.
We used the boat for our fishing trip.
We gebruikten de boot voor onze vistrip.
Have you seen that new movie at the cinema yet?
Heb je die nieuwe film al in de bioscoop al gezien?
My favourite sport is football.
Mijn favoriete sport is voetbal.
They played their game all night long.
Ze hebben de hele nacht hun spel gespeeld.
My hobby is playing the guitar.
Mijn hobby is gitaar spelen.
My brothers are flying their kite.
Mijn broers laten hun vlieger op.
The museum had a beautiful painting.
Het museum had een prachtig schilderij.
We often listen to the radio.
We luisteren vaak naar de radio.
Yesterday I read an interesting story.
Gisteren las ik een interessant verhaal.
Many go to this lake to catch fish.
Vele gaan naar dit meer om vis te vangen.
He likes to draw portraits.
Hij houdt ervan om portretten te tekenen.
We took the car to drive to the supermarket.
We gebruikten de auto om naar de supermarkt te rijden.
He went to the lake to fish.
Hij ging naar het meer om te vissen.
He was so angry, he tried to hit him.
Hij was zo boos, hij probeerde hem te slaan.
Would you like (to) jump on my trampoline?
Wil je op mijn trampoline springen?
You are going to like this, it is so you.
Je gaat dit leuk vinden, het is echt wat voor jou.
We are going to listen to the radio.
We gaan luisteren naar de radio.
We are going to read that book.
We gaan dat boek lezen.
To make it on time, he needed to run.
Om nog op tijd te komen, moest hij rennen.
He wanted us to sing 'Happy Birthday'.
Hij wilde dat we 'Happy Birthday' gingen zingen.
I know you like candy, so I thought you would (to) enjoy some chocolate.
Ik weet dat je van snoep houdt, ik dacht dat je wel zou genieten van wat chocola.
The class is going to watch a documentary.
De klas gaat kijken naar een documentaire.
The kid was pleased with his new toy.
Het kind was blij met zijn nieuwe speelgoed.