When you're doing something over, you're doing it again.
Wanneer je iets nog een keer doet, doe je iets opnieuw.
All the letters in order is called the alphabet.
Alle letters op een rijtje noem je het alfabet.
When someone asks you a question, you answer.
Als iemand je een vraag stelt, dan geef je antwoord.
He is at home because he is sick.
Hij is thuis omdat hij ziek is.
He accidentally left his trousers behind at her place.
Hij liet per ongeluk zijn broek achter bij haar thuis.
A house is very big.
Een huis is heel groot.
She is very bright, she is the smartest girl in school.
Ze is heel intelligent, ze is het slimste meisje op school.
She is a clever liar, she can make you believe everything.
Ze is een slimme, handige leugenaar, ze kan je alles laten geloven.
You use an eye to see.
Je gebruikt een oog om te zien
She is brushing her friend's long hair.
Ze is het lange haar van haar vriendin aan het borstelen.
Every girl fell in love with him, he is very handsome.
Elk meisje werd verliefd op hem, hij is heel knap, mooi.
Everybody likes her, she is very nice.
Iedereen vindt haar leuk, ze is heel aardig, leuk.
He could not reach the shelf, he is very short.
Hij kon niet bij de plank, hij is heel klein, kort.
Another word for slim is thin.
Een ander woord voor slank is dun.
It would be stupid to do something so foolish.
Het zou stom, dom zijn om zoiets onbenulligs te doen.
That girl is really thin, she needs to eat more.
Dat meisje is heel dun, mager, ze moet meer gaan eten.
How could someone (to) enjoy cleaning the toilet.
Hoe kan iemand plezier hebben in het schoonmaken van een toilet.
She did not like him, she (to) hated him after what he did.
Ze vond hem niet aardig, ze haten, niet kunnen uitstaan na wat hij had gedaan.
I like (to) listen to music.
Ik hou van muziek luisteren.
To make it on time, he needed to run.
Om nog op tijd te komen, moest hij rennen.
We (to) want new shoes.
We willen nieuwe schoenen.
He decided to write a book about his experiences.
Hij besloot een boek te schrijven over zijn ervaringen.
Amsterdam is a town.
Amsterdam is een stad.
In my opinion this chair is ugly, I do not like the colours.
In mijn ogen is deze stoel lelijk, ik hou niet van deze kleuren.
The village was so tiny, everybody knew each other.
Het dorp was zo klein, iedereen kende elkaar.