Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • beauty = juweeltje
  • That's a beauty of a car. It's very stylish and elegant.

    Dat is een juweeltje van een auto. Het is erg stijlvol en elegant.

  • brand-new = gloednieuw(e)
  • John got a brand-new moped when he turned sixteen.

    John kreeg een gloednieuwe brommer toen hij zestien werd.

  • discuss = bespreken
  • You will have to discuss this with your parents.

    Je zult dit met je ouders moeten bespreken.

  • dress up = verkleden
  • Tina wants to dress up as a princess or fairy.

    Tina wil zich als prinses of fee verkleden.

  • entrance = binnenkomst
  • She's so loud that you can't miss her entrance into the room.

    Ze is zo luidruchtig dat je haar binnenkomst in de kamer niet kunt missen.

  • get a move on = opschieten
  • Darling, we're late, so get a move on.

    Lieverd, we zijn te laat, dus opschieten.

  • rather = Liever
  • Sorry. I'd rather not talk about it.

    Sorry. Ik praat er Liever niet over.

  • request = verzoeken
  • She's a vegetarian, so she will have to request a special menu.

    Ze is vegetarisch, dus ze zal om een speciaal menu moeten verzoeken.

  • second-hand = tweedehands
  • A second-hand car is usually cheaper than a new one.

    Een tweedehands auto is vaak goedkoper dan een nieuwe.

  • spoiled = verwend
  • Laura is so spoiled. She gets everything she wants.

    Laura is zo verwend. Ze krijgt alles wat ze wil.

  • unbelievable = ongelofelijk
  • It's unbelievable how many dollars I get for my euros.

    Het is ongelofelijk hoeveel dollars ik krijg voor mijn euro's.

  • as as = net zo als
  • Your shoes are as beautiful as mine.

    Jouw schoenen zijn net zo mooi als de mijne.

  • cheap = goedkoop
  • This bag is really cheap. It's a bargain.

    Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje.

  • different = anders
  • Jo is very different from her twin sister.

    Jo is heel anders dan haar tweelingzus.

  • lemon = citroen
  • A lemon is much more sour than an orange.

    Een citroen is veel zuurder dan een sinaasappel.

  • remind of = doen denken aan
  • entire = heel
  • Mark lived an entire year without using any money.

    Mark heeft een heel jaar geleefd zonder geld te gebruiken.

  • environment = milieu
  • Our climate is changing, so we have to think about the environment.

    Het klimaat is aan het veranderen, dus we moeten aan het milieu denken.

  • in return for = in ruil voor
  • I gave my brother my CDs in return for his Ipod.

    Ik heb mijn CDs aan mijn broer gegeven in ruil voor zijn Ipod.

  • loo = wc
  • Another word for toilet is loo.

    Een ander woord voor toilet is wc.

  • nearby = in de buurt
  • My grandparents live nearby, just across the street.

    Mijn opa en oma wonen in de buurt, net aan de overkant van de straat.

  • ridiculous = belachelijk
  • I think it's ridiculous to spend so much money on designer clothing.

    Ik vind het belachelijk om zoveel geld uit te geven aan merkkleding.

  • volunteer = vrijwilligerswerk doen
  • He wanted to volunteer, so he worked without getting paid.

    Hij wilde vrijwilligerswerk doen, dus hij werkte zonder betaald te worden.

  • waste = verspillen
  • Hotels often waste a lot of food by throwing away what's over.

    Hotels verspillen veel voedsel door alles wat over is weg te gooien.

  • as = omdat/aangezien
  • I'm not interested in gossip as there are more important things in life.

    Ik ben niet geïnteresseerd in roddelen omdat er belangrijkere dingen in het leven zijn.

  • because = omdat / want
  • relevant = zinvol / belangrijk
  • Saving money is relevant for the future.

    Geld sparen is belangrijk voor de toekomst.

  • responsible = verantwoordelijk
  • Learning to save money teaches you to be responsible.

    Geld leren sparen leert je verantwoordelijk te zijn.

  • rubbish = onzin
  • Don't listen to him. He's talking rubbish.

    Luister niet naar hem. Hij praat onzin.

  • sensible = verstandig
  • It's very sensible to bring your umbrella when it's raining.

    Het is erg verstandig om je paraplu mee te nemen als het regent.

  • smart = slim
  • I don't think it would be smart to spend all your money on sweets..

    Ik denk niet dat het slim is om al je geld uit te geven aan snoep.

  • wise = verstandig
  • It is wise to study hard for your exams.

    Het is verstandig om hard te leren voor je examens.