Engels : Nederlands
good / [Right] = goed
Did you do anything [wrong]? = Heb jij iets [fout] gedaan?
[good] / Right = goed
Hm... not a [bad] idea, = Hm.... geen [slecht] idee.
Come [inside], everyone – dinner is ready. = binnen
I sit [outside] and look at the stars. = buiten
He [always] tells them stories about horrible things happening to stingy people. = Hij vertelt ze [altijd] verhalen over verschrikkelijke dingen dat er met gierig mensen zijn gebeurd.
I'm banned from Athens forever. Now I will [never] see her again. = Ik ben voor altijd verbannen uit Athene. Nu zal ik haar [nooit] meer zien.
I feel really [happy] today! = blij
I'm [sad] to see you leave. = Ik ben [verdrietig] om jullie te zien vertrekken.
angry = boos
scared = bang
upset = overstuur
tired = moe
The messenger came [too late]. = De boodschapper kwam [te laat].
Chanticleer, an easy-going but proud cock got up very [early] this morning. = Chanticleer, een brave, maar trotse haan stond heel [vroeg] op vanmorgen.
on time = op tijd
[first], second, third.. = [eerst]e, tweede, derde ..
then = toen
after that = daarna
this morning = vanmorgen
one year later = een jaar later
in 2008 = in 2008