Engels : Nederlands
a fever = koorts
it hurts = het doet pijn
headache = hoofdpijn
plaster = pleister
stomache-ache = buikpijn
have a cold = verkouden zijn
the flu = griep
wound = wond
Katya is washing her [hand]s. = hand
the [head] of the school is on holiday. = het [hoofd] van de school is op vakantie.
The tour guide has his [finger] in the air. = vinger
Your knee is in the middle of your [leg]. = Je knie is in het midden van je [been].
foot = voet
Please keep hands and [feet] inside = voeten
My big [toe] is black. = Mijn grote [teen] is zwart.
Dried fruit is not as [healthy] as fresh fruit. = gezond
A vegetarian diet consisting of chips and biscuits is very [unhealthy]. = ongezond
overweight = te zwaar
exercise = beweging
fat = dik
active = actief
worry = zorgen maken
My [chocolate] factory goes to Charlie = chocolade
I like [cheese] and tomato pizza. = kaas
And we forgot the taste of [bread]... = brood
We grow [vegetables]. = groenten
We usually have meat and [salad], and then fruit. = salade
starter = voorgerecht
main course = hoofdgerecht
dessert = nagerecht