Engels : Nederlands can you guess the [answer]? = kan je het [antwoord] raden? [(to) choose] / (to) select = kiezen date = afspraak fun = plezier Who is [next] in line? = Wie is de [volgende] in de rij? often = vaak other = andere Excuse me, can I ask a [question] please? = vraag right away = meteen (to) run = hardlopen, rennen (to) stay = blijven sweet = lief (to) think = denken, vinden (to) try = proberen (to) use = gebruiken CAPTAIN: Hey, [wait] a minute! = wachten