Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • holiday = vakantie
  • Our summer holiday in Buenos Aires is from January to February.

  • want = willen
  • Do you want some coffee?

  • where = waar
  • tower = toren
  • (to) visit = bezoeken
  • a social visit.

    bezoeken

  • a lot of = veel
  • Much / a lot of

    veel

  • (to) bump into = opbotsen
  • (to) burp = een boer laten
  • church = kerk
  • The church is a holy place.

    De kerk is een heilige plaats.

  • (to) cover = bedekken
  • (to) drive = rijden
  • even = zelfs
  • fault = fout
  • (to) feel = voelen
  • So we should feel at home

    voelen

  • habit = gewoonte
  • handkerchief = zakdoek
  • in line = in de rij
  • indoors = binnen
  • left = links
  • (to) move = weggaan
  • much = veel
  • much / a lot of

  • probably = waarschijnlijk
  • probably / likely

    waarschijnlijk

  • road = weg
  • way / road

  • right = rechts
  • rude = onbeleefd
  • rude / impolite

    onbeleefd

  • someone = iemand
  • (to) spit = spugen
  • button = knop
  • ..I push a button.

  • careful = voorzichtig
  • cautious / careful

    voorzichtig

  • (to) disturb = storen
  • door = deur
  • floor = verdieping
  • (to) push = drukken
  • (to) smoke = roken
  • (to) watch out = uitkijken
  • (to) get lost = verdwalen
  • map = plattegrond
  • nearest = dichtstbijzijnde
  • tube = metro
  • tube / underground

  • adult = volwassene
  • grown-up / adult

  • (to) arrive = aankomen
  • chance = kans
  • (to) cook = koken
  • (to) discover = ontdekken
  • price = prijs
  • The price of tickets has increased from £100 to £120.

  • public transport = openbaar vervoer
  • (to) cross = oversteken
  • roundabout = rotonde
  • Rounding round the roundabout and back where you began

  • straight on = rechtdoor
  • traffic lights = verkeerslichten
  • (to) turn = inslaan, gaan
  • turning = afslag