Engels : Nederlands
airplane = vliegtuig
country = Land
Europe = Europa
Our summer [holiday] in Buenos Aires is from January to February. = vakantie
...in my native [language], = taal
where = waar
america = Amerika
Would you like to go to the [cinema] with me? = Wil je naar de [bioscoop] met me?
disco = disco
england = Engeland
children = kinderen
My father and uncle run a software [company]. = Mijn vader en oom runnen een software [bedrijf].
especially = Speciaal
the warm and [friendly] spirit = vriendelijk
important = belangrijk
left = links
often = vaak
palace = paleis
polite = beleefd
right = rechts
way / [road] = weg
most = meeste
tourist = toerist
excuse me = Pardon
[way] / Road = [Weg]
...how did I [buy] into this shit, = kopen
clothes = kleren, kleding
(to) get lost = verdwalen
guide = gids
map = plattegrond
really = echt
[store] / shop = winkel
[tube] / underground = metro
a social [visit]. = bezoeken
world = wereld
(to) cross = oversteken
Rounding round the [roundabout] and back where you began = rotonde
straight on = rechtdoor
On every [street] corner. = straat
traffic lights = verkeerslichten
(to) turn = afslaan
(a) turning = Afslag