Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • detect = opsporen / bemerken
  • poisonous = giftig
  • touch = tastzin / aanraken
  • rash = huiduitslag
  • prevent = voorkomen / tegenhouden
  • seal = zeehond
  • dolphin = dolfijn
  • jellyfish = kwal
  • shark = haai
  • shell = schelp
  • exit = verlaten / uitgang
  • odour = geur
  • dirt = vuil
  • hiss = sissen
  • assess = inschatten / schatten
  • poisoning = vergiftiging
  • flu = griep
  • headache = hoofdpijn
  • dizziness = duizeligheid
  • nausea = misselijkheid
  • consciousness = bewustzijn
  • relatives = familie / familieleden
  • lie = liegen / leugen
  • foolish / ridiculous = belachelijk
  • judgment / judgement = oordeel
  • right-handed = rechtshandig
  • construct = creëren / maken
  • remember / recall = herinneren
  • by the way / BTW = trouwens
  • driving lesson = rijles
  • driving instructor = rij-instructeur
  • blind spot = dode hoek / blinde vlek
  • convince = overtuigen
  • challenge = uitdagen
  • notice = merken
  • vase = vaas
  • dish = gerecht
  • chef / cook = kok
  • vegetarian = vegetariër / vegetarisch
  • cook = eten bereiden
  • waiter = ober
  • deliver = leveren / afleveren / bezorgen
  • wholemeal = volkoren
  • loaf of bread = brood
  • complaint = klacht
  • smooth = glad
  • lump = klont
  • fresh = vers
  • raw = rauw / ongekookt
  • crisp = krokant / knapperig
  • greasy = vettig / vet
  • habit = gewoonte
  • survey = onderzoek / enquête / onderzoeken / ondervragen
  • chew = kauwen
  • bite = hap
  • addicted = verslaafd
  • argue = debatteren / twisten
  • deal with = omgaan met
  • throat = keel
  • powder = poeder
  • tongue = tong
  • off = bedorven / zuur
  • resistance = weerstand
  • earpiece / earbud = oordopje (om te luisteren) / oordopje
  • hearing loss = gehoorbeschadiging
  • speech = spraak
  • headphones / earphones = koptelefoon
  • director = hoofd / directeur
  • level / volume = geluidssterkte
  • damage / harm = beschadigen
  • earplug = oordopje (om geluid te dempen) / oordopje
  • saw = zaag
  • increase = toenemen
  • about = ongeveer
  • device = apparaat
  • excuse yourself = zich verontschuldigen
  • keep in touch with = in contact blijven met
  • interrupt = onderbreken