Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • keep in touch with = in contact blijven met
  • ridiculous = belachelijk
  • interrupt = onderbreken
  • rule = regel
  • sound = geluid
  • surely = zeker
  • hearing = gehoor
  • army = leger
  • tell the truth = de waarheid vertellen
  • lie = liegen / leugen
  • remember / recall = zich herinneren
  • relative / member of the family = familielid
  • opposite = tegenovergesteld
  • pay attention = opletten
  • remind of = ergens aan herinneren
  • distract = afleiden
  • limit to = beperken tot
  • device = apparaat
  • excuse yourself = zich verontschuldigen
  • ear plug = oordopje
  • spoil = verstoren / bederven / verpesten
  • sensible = verstandig
  • traffic = verkeer
  • restless = onrustig / rusteloos
  • bother = lastigvallen / dwarszitten
  • complaint = klacht
  • dish = gerecht
  • chef = kok
  • leave = achterlaten / verlaten
  • vegetarian = vegetariër / vegetarisch
  • cook = koken / eten bereiden
  • waiter = ober
  • deliver = leveren / afleveren / bezorgen
  • wholemeal = volkoren
  • loaf of bread = brood
  • homemade = zelfgemaakt
  • duck = eend
  • cod = kabeljauw
  • mashed potato = aardappelpuree
  • green beans = sperziebonen
  • herbs = kruiden
  • raspberry = framboos
  • dark chocolate = pure chocolade
  • carrot = wortel
  • sense of smell / smell = reukzin
  • taste = proeven / smaak
  • salmon = zalm
  • waitress = serveerster
  • look up = opzoeken
  • excuse = smoes / smoesje
  • orange = sinaasappel
  • sneeze = niezen
  • wipe your nose = je neus vegen
  • nostril = neusgat
  • burn / burn – burnt of burned – burnt of burned = branden
  • pleasant = prettig
  • poison = gif
  • pineapple = ananas
  • argue = debatteren / twisten
  • deal with = bespreken / omgaan met
  • touch = tastzin
  • throat = keel
  • flour = bloem
  • powder = poeder
  • tongue = tong
  • defence = verdediging
  • detect = ontdekken / opsporen
  • poisonous = giftig
  • off = bedorven / zuur
  • resistance = weerstand
  • cold = verkoudheid
  • chew = kauwen
  • make up = verzinnen
  • vanish = verdwijnen
  • reappear = weer verschijnen
  • convinced = overtuigd
  • cut your nails = je nagels knippen
  • turn out = blijken
  • perform an experiment = experiment doen
  • male = mannelijk
  • beneath = onder
  • brush = borstel / kwast / penseel
  • stroke / rub = wrijven
  • threaten = dreigen
  • suspect = vermoeden / vrezen
  • skull = schedel
  • limb = ledemaat
  • grasp = grijpen
  • foreign language = vreemde taal
  • fingertip = vingertop
  • raise = omhoog doen / opsteken / optillen
  • consider oneself = zichzelf beschouwen
  • hug = knuffelen
  • lip gloss = lippenstift / lippie
  • keen on = iets graag doen
  • well = in orde / gezond
  • reserved = terughoudend