Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • occasional = incidenteel / af en toe
  • reflect = een afspiegeling zijn van
  • exhibit = tentoonstelling / iets wat tentoongesteld wordt
  • disinformation = opzettelijk onjuiste informatie
  • booze = zuipen
  • abuse = misbruiken
  • litter = rommel maken / vervuilen
  • mourn = rouwen
  • conserve = zuinig zijn met
  • sink = gootsteen / spoelbak
  • segregation = scheiding
  • facial feature = gezichtskenmerk
  • barrier = grens / hindernis
  • Caucasian = blank
  • vice = slechte eigenschap
  • scold = een standje geven
  • dignity = waardigheid
  • harassment = pesterij
  • dismiss = verwerpen
  • torment = kwellen / pijnigen
  • refrain from = nalaten / niet doen
  • verbal = mondeling
  • pram = kinderwagen
  • jargon = vaktaal
  • gobbledygook = onnodig ingewikkeld taalgebruik
  • media coverage = publiciteit
  • with good grace = vriendelijk / goedschiks
  • poke fun at = spotten met / de draak steken met
  • particulars = details / specifieke informatie
  • make an enquiry = navraag doen / een vraag stellen
  • issue = verstrekken / uitgeven
  • learned = geleerd / ontwikkeld
  • credible = geloofwaardig
  • pick up = opdoen / leren
  • enlightenment = verlichting / lering
  • manufacturer = producent
  • booklet = boekje
  • assembly = montage
  • vocation = roeping
  • resign yourself = berusten / je erbij neerleggen
  • antics = rare fratsen
  • nudge = porren
  • voluntarily = vrijwillig
  • have a high regard for = zeer achten / waarderen
  • perceive = waarnemen
  • low-pitched sound = lage toon
  • high-pitched voice = hoge stem
  • attuned to = gewend aan / afgestemd op
  • discomfort = ongemak
  • reserved = gereserveerd / terughoudend
  • outgoing = extravert / vlot
  • Let’s face it. = Laten we wél wezen.
  • common ground = punt van overeenkomst
  • soothing = kalmerend
  • convey = overbrengen
  • national anthem = volkslied
  • graduate = afgestudeerde
  • dodge = ontwijken
  • catchy = pakkend / boeiend
  • savvy = gewiekst / slim
  • slang = taal van een bepaalde groep mensen
  • testify = getuigen / getuigenis afleggen
  • prank = poets / grap
  • baffled = verbijsterd
  • spread like wildfire = rondgaan als een lopend vuurtje
  • manipulate = bewerken / veranderen
  • devoted to = gewijd aan
  • caption = tekst bij een afbeelding
  • anger = boos maken
  • delight = blij maken / bevallen
  • clumsy = onhandig / lomp
  • hijack = kapen
  • wireless = radio
  • significance = betekenis / belang
  • flashy = opzichtig
  • lexicographer = lexicograaf / woordenboekmaker
  • on the fly = gehaast
  • urban = stedelijk
  • give rise to = leiden tot
  • recipient = ontvanger