Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • assembly = montage
  • Allen key = inbussleutel
  • align = op één lijn brengen
  • tighten = vastdraaien
  • adjust = afstellen
  • separate = scheiden
  • considerable = veel
  • secure = vastmaken
  • ensure = ervoor zorgen dat
  • face up = naar boven
  • face down = op de kop
  • upright = rechtopstaand
  • finalise = afronden
  • scratch = kras
  • dent = deuk
  • groove = groef
  • outwards = naar de buitenkant
  • unstable = instabiel
  • evenly = gelijkmatig
  • hinge = scharnier
  • as indicated in = zoals aangegeven in
  • machinery = apparaten
  • the construction industry = de bouw
  • puncture = lek (van een band)
  • mould = vorm
  • honeycomb = honingraat
  • evaporate = verdampen
  • beeswax = bijenwas
  • descendant = afstammeling
  • defender = verdediger
  • razor = scheermes
  • liquid = vloeibaar
  • humane = humaan
  • harvest = oogsten
  • shade = tint
  • additive = toevoeging
  • conveyor belt = lopende band
  • coat = een laag geven
  • carve = kerven
  • varnish = vernis
  • exterior = buitenkant
  • sharpen = slijpen
  • distance = afstand
  • varying = verschillend
  • ligaments = banden (van gewricht)
  • similarity = overeenkomst
  • vertebra = wervel
  • spinal cord = ruggenmerg
  • contract = samentrekken
  • suffer = lijden
  • fibres = vezels
  • main = belangrijkst
  • oxygen = zuurstof
  • exist = bestaan
  • valve = klep
  • anxious = bezorgd
  • airways = luchtwegen
  • intricate = ingewikkeld
  • replace with = krachtig / vervangen door
  • rate = snelheid
  • square metre = vierkante meter
  • sweat gland = zweetklier
  • regulate = regelen
  • seam = naad
  • ethical = ethisch
  • minimum wage = minimumloon
  • working conditions = arbeidsomstandigheden
  • employ = in dienst nemen
  • elsewhere = ergens anders
  • manufacturing = verwerkend
  • overseas = overzees
  • delegation = delegatie
  • questionable = twijfelachtig
  • union = bond
  • rethink = heroverwegen
  • pinpoint = aanduiden
  • soil = bodem
  • imply = suggereren
  • emissions = uitstoot