Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • all right = goed
  • am = vóór de middag
  • anything = iets, ergens
  • as soon as possible = zo snel mogelijk
  • bye bye = dag
  • certainly = zeker
  • correct = juist
  • could = zouden kunnen
  • dirty = vies
  • down = omlaag
  • late = te laat
  • loud = hard, luid
  • madam = mevrouw
  • pm = na de middag
  • sir = meneer
  • some = een paar
  • somebody = iemand
  • something = iets
  • the card = de bankpas
  • the complaint = de klacht
  • the corner = de hoek
  • the cost = de kosten
  • the customer = de klant
  • the discount = de korting
  • the double room = de tweepersoonskamer met tweepersoons bed
  • the elevator = de lift
  • the key = de sleutel
  • the member of staff = het personeelslid
  • the mistake = de vergissing
  • the moment = het moment
  • the neighbours = de buren
  • the passport = het paspoort
  • the pound = de pond
  • the price = de prijs
  • the reason = de reden
  • the receipt = de bon
  • the reception = de receptie
  • the room number = het kamernummer
  • the shower curtain = het douchegordijn
  • the single room = de eenpersoonskamer
  • the theatre = het theater
  • to be sorry = spijt hebben
  • to book = boeken
  • to call = bellen
  • to call back = terugbellen
  • to change = aanpassen
  • to check in = inchecken
  • to check out = uitchecken
  • to cost = kosten
  • to email = mailen
  • to find out = uitzoeken
  • to forget = vergeten
  • to get a day off = een dag vrij krijgen
  • to handle = afhandelen
  • to help = helpen
  • to hold = aan de lijn blijven
  • to look forward to = zin hebben in
  • to make a mistake = zich vergissen
  • to organise = organiseren
  • to pass on = doorgeven
  • to pay by card = pinnen
  • to repeat = herhalen
  • to serve = serveren
  • to sort = regelen
  • to speak = spreken
  • to spell = spellen
  • to take a message = iets doorgeven
  • to the top = helemaal naar boven
  • to turn left = linksaf gaan
  • to turn right = rechtsaf gaan
  • to understand = begrijpen
  • up = omhoog
  • wet = nat
  • will = zullen