NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Engels
Prisma - Dutch for self-study
Cursus - 1e editie
Hoofdstuk 4 - Les 4
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Engels
Nederlands
free
=
vrij
sure
=
ja hoor
do sit down
=
ga gerust zitten
(to) sit
=
zitten
sit down
=
gaan zitten
to
sit down
gaan zitten
only, you're not allowed to smoke here
=
je mag hier alleen niet roken
(to) smoke
=
roken
just
=
net
twelve hours
=
twaalf uur
from ‘vliegen'
=
gevlogen
(to) fly
=
vliegen
did you say ...?
=
zei je ...?
my word! wow!
=
tjonge
(to) do
=
doen
relatives
=
de familie
(to) visit
=
bezoeken
(to) look at / (to) check
=
bekijken
you know
=
je kent dat wel
(to) know, to have the knowledge of
=
weten
(to) know, to be acquainted with
=
kennen
where are you going?
=
waar ga jij naar toe?
(to) have to
=
moeten
(to) get off
=
uitstappen
have a nice trip!
=
goede reis!
hey! hello!
=
hé!
your
=
je
thanks
=
bedankt
from ‘hebben'
=
gehad
a lot
=
veel
from ‘doen'
=
gedaan
from ‘fietsen'
=
gefietst
from ‘wandelen'
=
gewandeld
nice / nicely / well
=
lekker
from ‘eten'
=
gegeten
from ‘zien'
=
gezien
later
=
later
sometimes
=
weleens
on Friday
=
vrijdag
would you like to come?
=
ga je mee?
never / never before
=
nooit / nog nooit
from ‘zijn'
=
geweest
of course
=
natuurlijk
(to) join / to come along
=
mee(gaan)
no, not a
=
geen
not yet
=
nog niet
tomorrow
=
morgen
I'll let you know tomorrow
=
Ik bel je morgen nog wel
before that, here: for that (purpose)
=
daarvoor
the following
=
het volgende
all day
=
de hele dag
you've got to
=
u moet ... wel
(to) show
=
laten zien
(to) let
=
laten (liet, gelaten)
a 3-speed (bike)
=
met 3 versnellingen
without
=
zonder
from ‘gaan'
=
gegaan