Engels : Nederlands
has a crush on = is smoorverliefd op
That's ancient [history]. = geschiedenis
[mark] / grade = cijfer
we got [to teach] him. = lesgeven
test = toets, proefwerk
timetable = lesrooster
We study parts of the body in [biology]. = biologie
classroom = lokaal
computing = informatica
We learn about other countries in [geography]. = aardrijkskunde
I like [maths], but find arithmetic difficult. = Ik vind [wiskunde] leuk, maar rekenen vind ik moeilijk.
pe = gymnastiek
practice = repetitie
science = natuur / scheikunde
school hall = aula
Sunday = zondag
Monday = maandag
Tuesday = dinsdag
Wednesday = woensdag
Thursday = donderdag
Friday = vrijdag
Saturday = zaterdag
(a) bike ride = fietstocht
boarding school = kostschool
early = vroeg
form = klas
(to) hurry = haasten
secondary school = middelbare school
The teacher is very [strict]. Talking not allowed! = De leraar is zeer [streng]. Praten niet toegestaan!
An inspiring teacher is enthusiastic and makes you love their [subject]. = vak
tie = das
busy = druk
future = toekomst
report card = (school)rapport
school diary = schoolagenda
school supplies = schoolspullen
fried egg = gebakken ei
lettuce = sla
That was a nice [meal]. = Dat was een lekkere [maaltijd].
plate = bord
They eat a lot of [rice] in India. = rijst
soda = frisdrank met prik
battered cod = gebakken kabeljauw
(to) lend / [(to) borrow] = lenen
carrot = wortel
healthy = gezond
here you are = alstublieft
We usually have [meat] and salad, and then fruit. = vlees
messy = rommelig
pea = doperwt
potato = aardappel
sick = misselijk
are gonna [smell] him a mile away. = ruiken
“Thank you,” I said. “[You're welcome],” she said. = graag gedaan
chance = kans
(a) change = verandering
education = onderwijs
enough = genoeg
Not for [free]. = gratis
important = belangrijk
who was a [pupil] of mine until he turned to evil... = leerling
(a) backpack = rugzak
bar = reep
bowl = kom, schaaltje
cereals = ontbijtgranen
orange juice = sinaasappelsap
marker = markeerstift
notebook = schrift
slice of pizza = pizzapunt
ruler = liniaal
trainers = sportschoenen