Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • British = Brits
  • cousins = neven, nichten
  • difficult = moeilijk
  • expensive = duur
  • The thief stole an expensive watch.

    De dief stal een duur horloge.

  • family = familie
  • I regard many of you as family.

    Ik beschouw velen van jullie als familie.

  • granddad = grootvader, opa
  • important = belangrijk
  • (to) listen = luisteren
  • Sookie, listen for me.

    luisteren

  • message = bericht
  • parents = ouders
  • popular = populaire
  • something = iets
  • Can something be done about that?

    Kan daar iets aan gedaan worden?

  • relatives = familieleden
  • together = samen
  • We can can travel together on this dangerous road.

    We kunnen samen reizen op deze gevaarlijke weg.

  • (to) travel = reizen