Engels : Nederlands Which letter of the [alphabet] = alfabet ..I push a [button]. = knop engaged = in gesprek gadget = hebbeding, snufje You use a [mirror] to look at yourself. = spiegel mobile phone = mobiele telefoon phone = telefoon phone number = telefoonnummer phone call = telefoongesprek She has [pink] hair and big sunglasses. = roze (to) press = Drukken ring tone = beltoon (to) use = gebruiken [weird] / odd = vreemd appearance = uiterlijk long walks on the [beach]... = strand confident = zelfverzekerd Not for [free]. = gratis haircut = kapsel (to) invent = uitvinden We have seven 45-minute [lesson]s a day. = les He worries about exams because he gets really [nervous]. = zenuwachtig pub = kroeg (to) recognise = herkennen society = gemeenschap to[ stay in touch] = contact houden virtual = virtueel while / whereas = terwijl My [address] is 14 Park Road. = adres (to) answer = opnemen Then one day, he visited a sick man [at home]. = Op een dag, bezocht hij een zieke man [thuis]. (to) dial = draaien What's your [first name]? = voornaam Hold the line / [Hang on] = Blijf aan de lijn (to) hang up = ophangen hello = hallo [Hold the line] / hang on = Blijf aan de lijn How are you? = Hoe gaat het met je? in = thuis it's me = met mij Just a moment = een ogenblik out = niet thuis receiver = hoorn registration form = registratieformulier See you later = Tot later How do you [spell] her last name? = spellen My [surname] is Navarro. = achternaam abbreviation = afkorting American = Amerikaan another = een andere barbecue = barbecue no worries = maak je geen zorgen (to) throw = gooien as soon as possible = zo snel mogelijk available = beschikbaar bye = tot ziens [goodbye] / bye = tot ziens ... as soon as [possible] ... = ... zo snel [mogelijk] ... See you tomorrow = Tot morgen (to) wonder = afvragen addict = verslaafde (to) change = veranderen [customer] / client = klant deaf = doof exception = uitzondering fact = feit (to) imagine = voorstellen inventor = uitvinder I wish I had a [million] euros. = Ik wilde dat ik een [miljoen] euro had. provider = aanbieder text message = sms wallet = portemonnee admission = toegang Would you like to go to the [cinema] with me? = Wil je naar de [bioscoop] met me? Our [city] has been invaded by the tyrant Creon. = De tiran Creon heeft onze [stad] bezet. different = verschillende famous = beroemde I beg your pardon? = Wat zegt u? / Wat zeg je? information = informatie (to) make it = redden / halen (to) reach = bereiken (to) repeat = herhalen screen = scherm speak more slowly = langzamer spreken Even I can't [understand] their logic at times. = begrijpen