Engels : Nederlands
bomb = bom
(to) bury = begraven
(a) command = bevel
dangerous = gevaarlijk
(to) destroy = vernietigen
(to) detect = opsporen
dolphin = dolfijn
Dutch = Nederlands
(to) explode = ontploffen, exploderen
German shepherd = Duitse herder
job = baan
loyal = trouw
skill = vaardigheid
(to) sniff = snuffelen aan
(to) Train = trainen, opleiden
(to) trust = vertrouwen
as much as possible = zoveel mogelijk
conduct / [behaviour] = gedrag
beloved = dierbare
(a) breed = ras
(to) cause = veroorzaken
(to) decide = beslissen
during = tijdens
exciting = spannend, opwindend
fireworks = vuurwerk
(to) fix = oplossen
(to) handle = hanteren
hedgehog = egel
danger = gevaar
Can you persuade my [owner], the lady of the farm? = Kun je mijn [eigenaar], de dame van de boerderij  overtuigen?
paper = krant
screen = scherm
(to) treat = behandelen
(to) whisper = fluisteren
youth = jeugd
bee = bij
beehive = bijenkorf
cage = kooi
[claw] / paw = klauw
donkey = ezel
feather = veer
Its [fur] is very soft. = Zijn [vacht] is erg zacht.
gentle = zachtaardig
guinea pig = cavia
information = informatie
paw = poot
(to) perform / act = optreden
pigeon = duif
Learning to save money teaches you to be [responsible]. = Geld leren sparen leert je [verantwoordelijk] te zijn.
I don't think it would be [smart] to spend all your money on sweets.. = Ik denk niet dat het [slim] is om al je geld uit te geven aan snoep.
sparrow = huismus
stupid = dom
tame = tam
average = gemiddelde
capital = hoofdstad
(to) consider = beschouwen
It was a great big white [elephant] = olifant
(to) harm = kwaad doen
sacred / [holy] = heilig
horns = horens
reincarnation = reïncarnatie
religion = religie
respect = respecteren
season = seizoen
square = vierkante
the constant flow of [traffic] = verkeer
wisdom = wijsheid
attention = aandacht
She turned her back to the [audience]. = Ze keerde haar rug naar het [publiek].
Thank you, wise [bald] man. = kaal
a little pounding of piano, a little whistling, a dog [bark]. = blaffen
(to) behave = zich (goed) gedragen
(to) bleat = blaten
(to) moan / [(to) complain] = klagen
couch = bank
critter = dier
experience = ervaring
grumpy = humeurig
headache = hoofdpijn
No, thank you. I'm really not [hungry]. = hongerig
What's your address? I'll send you an [invitation] to my party. = uitnodiging
miracle = wonder
noise = geluid
out of control = stuurloos, niet te beheersen
poodle = poedel
practice = praktijk
(to) recommend = aanraden
science = scheikunde / [wetenschap]
(to) scratch = krabben
speech = spraak
terrible = afschuwelijk
(to) translate = vertalen
vet = dierenarts
bush = struik
(to) climb = klimmen
(a) contest = wedstrijd
countryside = platteland
creature = schepsel
cub = welp
It's... it's the [flood]! No time to lose! = Het is.. Het is de [overstroming]! Geen tijd te verliezen!
forest fire = bosbrand
lioness = leeuwin
lobster = kreeft
to [look after] = zorgen voor
mouse - mice = muis - muizen
(a) pest = lastpak
recent = recente
stuck = bekneld
(to) rescue = redden
tail = staart
whiskers = snorharen
(to) worry = zorgen maken
animal experiments = dierproeven
(to) believe = geloven
Would you like it if I had a pot [belly]? = buik
(to) exist = bestaan
hairy = harige
We usually have [meat] and salad, and then fruit. = vlees
What is your [opinion] about this? = Wat is jouw [mening] hierover?
She has [pink] hair and big sunglasses. = roze