Engels : Nederlands (an) address = adres The old man must have reached the [age] of 80 years. = De oude man moet de [leeftijd] hebben bereikt van 80 jaar. (to) allow = toestaan annoying = irritant (to) bet = wedden (to) blab / chat = kletsen (a) break = pauze (a) comment = commentaar 'Cause I really enjoyed the [conversation] we just had = gesprek Jo is very [different] from her twin sister. = Jo is heel [anders] dan haar tweelingzus. (to) ignore = negeren latest = nieuwste to [make sure] = erop letten, ervoor zorgen (to) mean = betekenen film = film Geri's [nickname] is 'ginger' because of her red hair. = De [bijnaam] van Geri is 'ginger' vanwege haar rode haar. response = antwoord right away = direct [rude] / impolite = onbeleefd (a) rule = regel Together with a knight we would be [safe] from attacks. = Samen met een ridder zouden we [veilig] zijn tegen aanvallen. same = hetzelfde (to) tolerate = toestaan, verdragen [topic] / subject = onderwerp