Engels : Nederlands Thopas and his horse sped through desolate lands and [across] rugged plains. = Thopas en zijn paard spoedde door verlaten streken en [over] ruige vlakten. charity = goed doel (to) compose = schrijven, componeren (to) discover = ontdekken (to) donate = schenken exciting = spannend, opwindend freezing = ijskoud hard = moeilijk hero = held home = thuis home game = thuiswedstrijd We have a [kitchen] and livingroom downstairs. = We hebben een [keuken] en woonkamer beneden. life = het leven neighbours = buren normal / regular = normaal (to) Move = verhuizen You've got [to prepare] yourself. = voorbereiden responsibility = verantwoordelijkheid room = kamer talented = getalenteerd, begaafd (to) travel = reizen I might need your help protecting our small [town]. = stad (to) vote = stemmen (a) record = record