Engels : Nederlands (un)able = (niet) in staat active = actief (to) bother = de moeite nemen compared to = vergeleken met (to) decide = beslissen diet = dieet (to) exercise = beweging nemen healthy = gezond heart attack = hartaanval height = lengte instead of = in plaats van lazy = lui (to) lose weight = afvallen nowadays = tegenwoordig overweight = te zwaar [probably] / likely = waarschijnlijk ready meal = kant-en-klaar maaltijd (to) remember = onthouden, herinneren I live in a [small] flat. = klein supper = avondeten We grow [vegetables]. = groenten weight = gewicht