Frans : Nederlands le champ = het veld la vigne = de wijngaard l’escalade = het klimmen déguster = proeven un taureau = een stier rare = zeldzaam un tournesol = een zonnebloem s’éclater = uit je dak gaan la sensation = het gevoel à la recherche de = op zoek naar à l’extérieur = buiten faire partie de = deel uitmaken van le passe-temps = de hobby le rêve = de droom le temps libre = de vrije tijd l’équipe = het team chanter = zingen les auditeurs = de luisteraars il faut = je moet être fier de = trots zijn op Bon courage ! = Succes ! le combat = het gevecht jusqu’au K.-O. = tot aan knock-out le feu d’artifice = het vuurwerk un écran = een scherm en plein air = in de openlucht à ne pas manquer = mag je niet missen