NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Frans
De Uitgeversgroep
Frans op A2-niveau
A2 - Deel Horeca - 1e editie
HOM/MBC/KOK FRA 1, Hoofdstuk 3
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Frans
Nederlands
le porte-bagages
=
bagagerek
le papier-peint
=
behang
faire les lits
=
bedden opmaken
prendre la commande
=
bestelling opnemen
s’occuper de
=
zich bezig houden met
le prospectus
=
brochure
la viennoiserie
=
(zoete) broodjes
superviser
=
controleren, checken
au quotidien
=
dagelijks
la couette
=
dekbed
la housse de couette
=
dekbedhoes
le bonnet de douche
=
douchemuts
un écran plat
=
flatscreen
le rafraîchissement
=
frisdrank
des œufs au plat
=
gebakken eieren
le rideau
=
gordijn
les serviettes de toilette
=
handdoeken
le chevet
=
hoofdeinde
un oreiller
=
hoofdkussen
la chaîne d’hôtel
=
hotelketen
le peigne
=
kam
une armoire
=
kast
un traversin
=
(rol)kussen
changer les draps
=
lakens verwisselen
une fuite d’eau
=
lekkage
le fauteuil
=
leunstoel, makkelijke stoel
le linge
=
linnengoed
la corbeille
=
mandje
le matelas
=
matras
fil et aiguille
=
naald en draad
la couture
=
naaiwerk
la table de chevet
=
nachtkastje
nécessaire
=
nodig
l’entretien
=
onderhoud
les produits d’accueil
=
ontvangstproducten
ranger
=
opruimen
transmettre
=
overhandigen
nettoyer les vitres
=
ramen zemen
des œufs brouillés
=
roerei
la détérioration
=
schade
se raser
=
zich scheren
le tableau
=
schilderij
le cirage
=
schoenpoets
nettoyer
=
schoonmaken
le shampoing
=
shampoo
les chaussons
=
slofjes,slippertjes
trier
=
sorteren
le miroir
=
spiegel
le couvre-lit
=
sprei
la chaise
=
stoel
passer l’aspiratoire
=
stofzuigen
repasser
=
strijken
la brosse à dents
=
tandenborstel
le dentifrice
=
tandpasta
le tapis
=
tapijt, kleed
compter
=
tellen
à votre disposition
=
tot uw beschikking
l’éclairage
=
verlichting
différent
=
verschillend
sale
=
vies
préparer
=
voorbereiden, in orde brengen
la lingerie
=
wasserette
les produits jetables
=
wegwerpproducten
réveiller
=
wekken