NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
2 havo-vwo
2 hv - Unité 6
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Frans
Nederlands
l’environnement
=
het milieu
la terre
=
de aarde
la forêt
=
het woud
l’air
=
de lucht
le sol
=
de bodem
menacer
=
bedreigen
la menace
=
de bedreiging
la pollution
=
de vervuiling
la poubelle
=
de vuilnisbak
les déchets
=
het afval
jeter
=
(weg)gooien
trier
=
scheiden / schiften
le conteneur
=
de container
le bac à verre
=
de glasbak
la déchetterie
=
het afvalinzamelpunt
la couche d’ozone
=
de ozonlaag
l’inondation
=
de overstroming
la marée
=
de vloed
l’effet de serre
=
het broeikaseffect
agir
=
handelen
protéger
=
beschermen
recycler
=
recyclen / hergebruiken
la protection
=
de bescherming
l’arbre
=
de boom
le projet
=
het plan
détruire
=
verwoesten
le bois
=
het bos
construire
=
bouwen
le centre commercial
=
het winkelcentrum
l’animal
=
het dier
les animaux
=
de dieren
le maire
=
de burgemeester
l’inventaire
=
de inventaris / de lijst
publier
=
publiceren
la manifestation
=
de demonstratie / de betoging
le lieu
=
de plek / de plaats
la mairie
=
het gemeentehuis
le membre
=
het lid
le conseil municipal
=
de gemeenteraad
la surprise
=
de verrassing
convaincre
=
overtuigen
la majorité
=
de meerderheid
le champ
=
het veld
le long de
=
langs
la victoire
=
de overwinning
venu
=
gekomen
frapper
=
treffen / slaan
l’oiseau
=
de vogel
plein
=
vol
pollué
=
vervuild
on pourrait
=
we zouden kunnen
le volontaire
=
de vrijwilliger
envoyer
=
sturen / zenden
proposer
=
voorstellen
faire des courses
=
boodschappen doen
laver
=
wassen
on se met
=
we gaan zitten
quelque part
=
ergens
distribuer
=
uitdelen
la liste
=
de lijst
louer
=
huren
la honte
=
de schande
utiliser
=
gebruiken
la chance
=
de kans
ne ... aucune / ne ... aucun
=
geen enkele
retourner
=
terugkeren
l’alerte
=
het alarm
la vitesse
=
de snelheid
à cause de
=
vanwege
incroyable
=
ongelofelijk
il fait beau
=
het is mooi weer
le nuage
=
de wolk
on voit
=
je ziet / men ziet
en fait
=
eigenlijk
il faut
=
je moet / men moet
tandis que
=
terwijl
rouler
=
rijden
au lieu de
=
in plaats van
évidemment
=
natuurlijk / uiteraard
la baleine
=
de walvis
l’espèce
=
de soort
la disparition
=
de verdwijning
tuer
=
doden
le boeuf
=
het rundvlees
le poulet
=
de kip
le chasseur
=
de jager
l’incendie
=
de brand
la fumée
=
de rook
la flamme
=
de vlam
la colline
=
de heuvel
prévenir
=
waarschuwen
l’avion
=
het vliegtuig
le feu
=
het vuur
la plupart
=
het merendeel / de meeste
causer
=
veroorzaken
imprudent
=
onvoorzichtig
sec
=
droog (m)
sèche
=
droog (v)
le vent
=
de wind
la saucisse
=
het worstje
la poêle
=
de koekenpan
sûrement
=
zeker / vast wel
le verre
=
het glas
la boîte
=
het blik
rincer
=
spoelen
autrefois
=
vroeger
brûler
=
verbranden