Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • ce soir = vanavond
  • qui = wie
  • la décoration = de versiering
  • les courses = de boodschappen
  • acheter = kopen
  • le supermarché = de supermarkt
  • les chips = de chips
  • le paquet = het pakje
  • au moins = minstens
  • le saucisson = de worst
  • pas du tout = helemaal niet
  • la viande = het vlees
  • les autres = de anderen
  • le bonbon = het snoepje
  • la bouteille = de fles
  • la même chose = hetzelfde
  • moins = minder
  • de toute façon = hoe dan ook
  • parti / partie = weg / vertrokken
  • fâché, fâchée / fâché / fâchée = boos
  • appeler = opbellen
  • le concombre = de komkommer
  • la salade = de sla
  • le radis = het radijsje
  • aider = helpen
  • le lapin = het konijn
  • tais-toi = houd je mond / hou je mond