Frans : Nederlands la bande dessinée = het stripverhaal il se lit … / elle se lit … = je leest het als … / je leest het als en = ervan, erover / ervan / erover quoi = wat le passage = het voorbijkomen futur = toekomstig les beaux-parents = de schoonouders lâcher = losmaken un événement = een gebeurtenis gâcher = bederven rendre = maken