Frans : Nederlands à ciel ouvert = in de openlucht le ciel = de hemel un esprit = een geest la visite guidée = de rondleiding ils parcourent = ze doorkruisen / zij doorkruisen le magicien = de goochelaar le comédien = de acteur uniquement = uitsluitend le site = de plek la vigne = de wijngaard la complainte = de klacht, de klaagzang / de klacht / de klaagzang un habitant = een inwoner accessible = toegankelijk hésiter = aarzelen