Frans : Nederlands leur = hun se baigner = het water in gaan / zwemmen / het water in gaan, zwemmen plaisanter = grappen maken le bord = de kant le mec = de gozer blond = blond le type = het type maigre = mager le gars = de jongen le bermuda = de bermuda le cheveu = de haar les cheveux = de haren frisé = krullend sympa = aardig lui = hem