Frans : Nederlands salut = hoi ça va? = hoe gaat het? oui = ja ça va = het gaat goed voilà = dat is bonjour = dag / hallo / dag, hallo tu = jij tu t’appelles = jij heet comment? = hoe? je / moi = ik je m’appelle = ik heet moi = mij / ik, mij tiens! = kijk eens! c’est = het is pour = voor toi = jou qu’est-ce que c’est? = wat is dat? une photo = een foto de = van un garçon = een jongen spécial = speciaal et = en tu habites = jij woont où? = waar? j’habite = ik woon dans = in un cirque = een circus cool = gaaf nous = wij aussi = ook au revoir = tot ziens un sac à dos = een rugzak un cahier = een schrift un livre = een boek une trousse = een etui un stylo = een pen une gomme = een gum un crayon = een potlood un agenda = een agenda ou = of un livre de textes = een tekstboek un page = een bladzijde un modèle = een model gratuit = gratis un jour = een dag