Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • tu prends = jij neemt
  • chez = bij
  • la bouteille = de fles
  • le coca = de cola
  • le prix = de prijs
  • ça fait = dat kost, dat is / dat kost / dat is
  • combien? = hoeveel?
  • un euro = een euro
  • on = we / men / we, men
  • on prend = we nemen
  • tu es = jij bent
  • fou = gek
  • le jus de fruits = het vruchtensap
  • c’est tout = dat is alles
  • alors = dan / dus / dan, dus
  • je voudrais = ik wil graag
  • le jus d’orange = het sinaasappelsap
  • tu as quel âge? = hoe oud ben je?
  • j’ai trois ans = ik ben drie jaar
  • je suis = ik ben
  • la boulangerie = de bakkerij
  • la baguette = het stokbrood
  • s’il vous plaît / voilà = alstublieft
  • d’accord = oké
  • et avec ça? = anders nog iets?
  • merci = bedankt
  • un = een
  • deux = twee
  • trois = drie
  • quatre = vier
  • cinq = vijf
  • six = zes
  • sept = zeven
  • huit = acht
  • neuf = negen
  • dix = tien
  • onze = elf
  • douze = twaalf
  • treize = dertien
  • quatorze = veertien
  • quinze = vijftien
  • seize = zestien
  • dix-sept = zeventien
  • dix-huit = achttien
  • dix-neuf = negentien
  • vingt = twintig
  • le lait = de melk
  • le café = de koffie
  • le thé = de thee
  • une eau = een water
  • le yaourt = de yoghurt
  • la pomme = de appel
  • le chocolat = de chocolade
  • le vin = de wijn
  • le fromage = de kaas
  • le pain = het brood
  • le sac en plastique = de plastic tas
  • le kilo = de kilo
  • la framboise = de framboos
  • rose = roze
  • la carte bancaire = de betaalpas
  • le litre = de liter
  • la visite = het bezoek
  • la réduction = de korting