tout le / toute la être au courant sauf
tomber amoureux / tomber amoureuse assez bête
sportif intelligent énervant
tous les / toutes les presque dis
surpris entre entrer
le temps être en train de téléphoner
autre pendant exactement
envoyer tu m’énerves meilleur
pareil non plus sympa
behalve op de hoogte zijn de hele / het hele
stom nogal verliefd worden
irritant intelligent / slim / intelligent, slim sportief
zeg eens bijna alle
naar binnen gaan tussen verrast / verbaasd / verrast, verbaasd
telefoneren bezig zijn met de tijd
precies / juist / precies, juist tijdens andere
beste je irriteert me sturen / zenden / sturen, zenden
aardig / sympathiek / aardig, sympathiek ook niet hetzelfde
une année chouette je connais
depuis souvent différent
surtout difficile comprendre
parce que pouvoir quelqu’un
il y a trois ans une école maternelle beaucoup de choses
faire les magasins juste la colonie de vacances
le jeu vidéo ne personne devenir
rester en contact
ik ken tof / fijn / tof, fijn een jaar
verschillend / anders / verschillend, anders vaak sinds
begrijpen moeilijk vooral
iemand kunnen omdat
veel dingen een kleuterschool drie jaar geleden
het vakantiekamp alleen maar winkelen
worden niemand het computerspel
in contact blijven