Frans : Nederlands la vue = het uitzicht les affaires = de zaken le sommet = de top la tour = de toren haut = hoog les gens = de mensen en bas = beneden penser = denken une avenue = een brede straat célèbre = beroemd le monde = de wereld le bâtiment = het gebouw le quartier = de wijk moderne = modern la colline = de heuvel une église = een kerk le peintre = de schilder la caricature = de karikatuur, de spotprent ça doit = dat moet oublier = vergeten dommage = jammer ne t’en fais pas = maak je niet druk un original = een origineel mieux = beter