le marché la liste faire les courses
il faut acheter le beurre
la confiture le légume l’huile
la viande finir le Gouda
un Emmental bon doux
délicieux avoir faim manger
quelque chose avoir soif laisse!
le croque-monsieur mademoiselle arrête!
ça suffit le sac avoir besoin de
boodschappen doen de lijst de markt
de boter kopen we moeten / men moet / je moet / we moeten, men moet, je moet
de olie de groente de jam
de Goudse kaas eindigen het vlees
zacht lekker een Emmentaler kaas
eten honger hebben heerlijk
laat maar! dorst hebben iets
stop! juffrouw de tosti
nodig hebben de tas / de zak / de tas, de zak dat is genoeg
la tomate le kilo désirer
le gramme la pomme de terre le haricot vert
une aubergine la courgette le poivron
un oignon l'ail le fruit
une orange la fraise bonne journée
ma chérie le marchand porter
lourd moins tu sais
une idée excellent le dessert
wensen de kilo de tomaat
de sperzieboon de aardappel de gram
de paprika de courgette een aubergine
de vrucht, het fruit / de vrucht / het fruit de knoflook een ui
prettige dag de aardbei een sinaasappel
dragen de koopman mijn liefje
jij weet minder zwaar
het toetje uitstekend een idee