huilen
|
het terrein
|
op een dag
|
de ogen
|
bruin
|
gezien
|
een oor
|
wit
|
de poot
|
vastmaken
|
kwijtraken / verliezen / kwijtraken, verliezen
|
zo / zo maar / zo, zo maar
|
de tijger
|
de caravan
|
een boom
|
de neus
|
de clown
|
horen
|
meteen
|
grappig, geinig / grappig / geinig
|
rood
|
dit is / hier is / dit is, hier is
|
de dag
|
terugkomen
|
schattig
|
het hoofd / de kop / het hoofd, de kop
|
lang
|
bang zijn
|
bij mij thuis
|
het park
|
verdrietig
|
de boterham
|
het ontbijt
|
zoals gewoonlijk
|
dromen
|
op de grond
|
de ouders
|
het avondeten
|
rennen
|
uitlaten
|
de aai
|
de vorige week
|
toch
|
de hondenriem
|
voor
|
de buurman
|
het gevaar
|
nodig, noodzakelijk / nodig / noodzakelijk
|
gaan liggen, gaan slapen / gaan liggen / gaan slapen
|
een omweg maken
|
de buren
|
|
ondeugend
|
de stok
|