Frans : Nederlands
la passion = de grote liefde, de passie / de grote liefde / de passie
demain = morgen
le match = de wedstrijd
important = belangrijk
le sport = de sport
contre = tegen
nouveau / nouvelle = nieuw
la fille = het meisje
beau / belle = mooi
fou / folle = gek
chut! = stil!
le hobby = de hobby
vrai = echt
ça m’intéresse = dat interesseert me
assez = genoeg
pas du tout = helemaal niet
un peu = een beetje
peut-être = misschien
vieux / vieille = oud
gentil / gentille = aardig
les poils = de haren
noir = zwart
le cheval = het paard
un animal = een dier
le perroquet = de papegaai
le chien = de hond
le singe = de aap
le hamster = de hamster
le poisson rouge = de goudvis
un éléphant = een olifant
le chat = de kat
la poule = de kip
le lapin = het konijn
la vache = de koe
le cochon = het varken
le coq = de haan
fort = sterk
noble = statig
joyeux = vrolijk
drôle = grappig
doux = zacht, zachtaardig / zacht / zachtaardig
calme / tranquille = rustig
patient = geduldig
fier = trots
élégant = elegant
nerveux = nerveus
sensible = gevoelig
curieux = nieuwsgierig
intelligent = intelligent
propre = eigen, schoon / eigen / schoon
bavarder = kletsen
indépendant = onafhankelijk
amusant = leuk
majestueux = koninklijk
choisis = kies
la nuit = de nacht