Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • mon / ma = mijn
  • le père = de vader
  • il = hij
  • il s’appelle = hij heet
  • il est = hij is
  • un acrobate = een acrobaat
  • ton / ta = jouw
  • la mère = de moeder
  • monsieur = meneer
  • tu aimes = jij houdt van, jij vindt leuk / jij houdt van / jij vindt leuk
  • j’aime = ik houd van, ik vind leuk / ik houd van / ik vind leuk
  • beaucoup = veel
  • très = erg
  • grand = groot
  • le directeur = de directeur
  • tu as = jij hebt
  • le frère = de broer
  • la soeur = de zus
  • j’ai = ik heb
  • il habite = hij woont
  • à = in
  • Paris = Parijs
  • = daar
  • la cage = de kooi
  • avec = met
  • le lion = de leeuw
  • dangereux = gevaarlijk
  • elle = zij
  • qui est-ce? = wie is dat?
  • elle s’appelle = zij heet
  • attention! = pas op!
  • la surprise = de verrassing
  • la famille = de familie
  • le grand-père = de opa
  • la grand-mère = de oma
  • un oncle = een oom
  • la tante = de tante
  • le cousin = de neef
  • la cousine = de nicht
  • le jardin = de tuin
  • les grands-parents = de grootouders
  • le chien = de hond
  • dimanche = zondag
  • le déjeuner = de lunch
  • un arbre = een boom
  • agréable = aangenaam