Frans : Nederlands gagner = winnen le nombre het aantal = het aantal le moyen = het middel / de manier la plupart = de meeste le quotidien = het dagblad / de krant être prêt = klaar zijn honnête = eerlijk sauver = redden la terre = de aarde il s’agit de = het gaat over la ligne = de tekstregel / de regel la phrase = de zin