Frans : Nederlands le souvenir = de herinnering la rentrée = het begin van het schooljaar passer = doorbrengen été = geweest l’Espagne = Spanje un été = een zomer faire du camping = kamperen heureusement = gelukkig il fait beau = het is mooi weer la montagne = de berg l’escalade = het klimmen la randonnée = de wandeltocht la nuit = de nacht le refuge = de berghut même = zelfs marcher = lopen la neige = de sneeuw hier = gisteren