NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service
4 havo
Révision 1-7
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Frans
Nederlands
dimanche
=
zondag
lundi
=
maandag
mardi
=
dinsdag
mercredi
=
woensdag
jeudi
=
donderdag
vendredi
=
vrijdag
samedi
=
zaterdag
la semaine
=
de week
aujourd'hui
=
vandaag
hier
=
gisteren
demain
=
morgen
le printemps
=
de lente
l'été
=
de zomer
l'automne
=
de herfst
l'hiver
=
de winter
janvier
=
januari
février
=
februari
mars
=
maart
avril
=
april
mai
=
mei
juin
=
juni
juillet
=
juli
août
=
augustus
septembre
=
september
octobre
=
oktober
novembre
=
november
décembre
=
december
dans trois mois
=
over drie maanden
depuis
=
sinds
quand
=
wanneer
une armoire
=
een kast
la clé
=
de sleutel
le coin
=
de hoek
le frigo
=
de koelkast
le lit
=
het bed
la lumière
=
het licht
le miroir
=
de spiegel
la poubelle
=
de vuilnisbak
le blouson
=
het jack
la casquette
=
de pet
la chaussette
=
de sok
le manteau
=
de jas
la veste
=
het jasje
porter
=
dragen
rentrer
=
thuiskomen
une addition
=
een rekening
le couteau
=
het mes
la cuillère
=
de lepel
la fourchette
=
de vork
le poivre
=
de peper
le sel
=
het zout
le lait
=
de melk
le poulet
=
de kip
le verre
=
het glas
le goût
=
de smaak
le plat
=
het gerecht
avoir faim
=
honger hebben
avoir soif
=
dorst hebben
bon marché
=
goedkoop
faire la cuisine
=
koken
la tête
=
het hoofd
la bouche
=
de mond
un oeil
=
een oog
les yeux
=
de ogen
un oreille
=
een oor
le bras
=
de arm
le coeur
=
het hart
le dos
=
de rug
une épaule
=
een schouder
le genou
=
de knie
la gorge
=
de keel
la main
=
de hand
le pied
=
de voet
la poitrine
=
de borst
le ventre
=
de buik
le crayon
=
het potlood
le stylo
=
de pen
le tableau
=
het bord
le mot
=
het woord
la phrase
=
de zin
une interrogation
=
een overhoring
la note
=
het cijfer
le sujet
=
het onderwerp
la rédaction
=
het opstel
le petit boulot
=
het baantje
le métier
=
het beroep
la signature
=
de handtekening
répéter
=
herhalen
réfléchir
=
nadenken
avoir raison
=
gelijk hebben
la télécommande
=
de afstandsbediening
le truc
=
het ding
la bande dessinée
=
het stripverhaal
la piscine
=
het zwembad
le projet
=
het plan
le match
=
de wedstrijd
la boule
=
de bol
dessiner
=
tekenen
nager
=
zwemmen
télécharger
=
downloaden
content
=
tevreden
fâché
=
boos
fier
=
trots
tomber amoureux
=
verliefd worden
ensemble
=
samen