Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • une statue = een standbeeld
  • servir à = dienen
  • protéger = beschermen
  • tutoyer = je en jij zeggen / tutoyeren / je en jij zeggen, tutoyeren
  • un malentendu = een misverstand
  • détruire = vernielen / vernietigen / vernielen, vernietigen
  • au chômage = werkloos
  • grâce à = dankzij
  • un tuyau = een tip
  • barrer l'entrée = de toegang versperren
  • réfléchir = nadenken
  • le tournage = de opnames
  • la boîte de nuit = de nachtclub
  • à la recherche de = op zoek naar
  • de travers = scheef
  • le traitement = de behandeling
  • se prêter à = zich lenen voor
  • le maquillage = de make-up
  • tandis que = terwijl
  • constituer = samenstellen
  • une expérience = een ervaring
  • le parrain = de peetoom
  • l'emploi / l’emploi (m) = het werk
  • à jamais = nooit meer
  • crédible = geloofwaardig
  • tel que / telle que / tel(le) que = zoals
  • s'assurer = zich verzekeren
  • la colère = de woede
  • fâché = boos
  • plusieurs = verschillende
  • la douceur = de zachtheid
  • confirmer = bevestigen
  • à la fois = tegelijkertijd
  • se retirer = zich terugtrekken
  • censé = geacht
  • une approche = een benadering
  • libérer = bevrijden
  • dépenser = uitgeven
  • limiter = beperken
  • rassembler = bijeenbrengen
  • pousser / inciter = aanzetten
  • taper = slaan
  • taper sur = slaan op
  • taper (sur) = slaan (op)
  • une attente = een verwachting
  • autant = evenveel
  • soumettre = onderwerpen
  • le héros = de held
  • la héroïne = de heldin
  • le héros, la héroïne = de held, de heldin
  • en fonction de = afhankelijk van
  • concevoir = ontwerpen
  • le repère = het herkenningsteken
  • révéler = onthullen
  • obtenir = behalen
  • scolaire = school
  • efficace = doeltreffend
  • la parole = het woord
  • à cause de = vanwege
  • inciter = aansporen / aanzetten, aansporen
  • montrer = laten zien / tonen / laten zien, tonen
  • contre = tegen
  • la preuve = het bewijs
  • un tiers = een derde
  • doué = talentvol / begaafd / talentvol, begaafd
  • ne …aucun = geen enkele
  • la raison = de reden
  • la conséquence = het gevolg
  • entendre = horen
  • la réussite = het succes
  • une inégalité = een ongelijkheid
  • la filière = het profiel
  • en moyenne = gemiddeld
  • capable = in staat
  • une hôtesse de l'air = een stewardess
  • la profession = het beroep
  • auprès de = onder
  • le véhicule = het voertuig
  • la délinquance = de kleine criminaliteit
  • concevable = denkbaar
  • adapter = aanpassen
  • les premiers soins = de eerste hulp
  • faire le point = zien hoe we ervoor staan
  • un intérêt = een belang
  • exercer = uitoefenen
  • à l'egard de = ten aanzien van
  • se salir = vuil maken
  • le sexe = het geslacht
  • s’habituer à = wennen aan
  • consciencieux = nauwgezet / zorgvuldig / nauwgezet, zorgvuldig
  • en général = over het algemeen
  • représenter = vertegenwoordigen
  • être capable de = in staat zijn om
  • de plus en plus = hoe langer hoe meer
  • convenable = geschikt
  • la queue = de rij
  • gagner la vie = de kost verdienen
  • veuillez = zou u zo vriendelijk willen zijn
  • insulter = beledigen
  • le témoin = de getuige
  • paresseux = lui
  • licencier = ontslaan
  • la valise = de koffer
  • se moquer de = belachelijk maken
  • se tromper = zich vergissen
  • indispensable = onmisbaar
  • la veille = de vorige dag
  • se plaindre = zich beklagen
  • compréhensible = begrijpelijk
  • accro = verslaafd
  • s'imaginer = zich voorstellen
  • tant = zoveel
  • SDF / le Sans Domicile Fixe / le Sans Domicile Fixe (SDF) = de dakloze
  • le préjugé = het vooroordeel