Frans : Nederlands demander = aanvragen rendez-vous = de afspraak pharmacie = de apotheek assistante = de assistente durer = duren médecin traitant = de huisarts poste de médecin traitant = de huisartsenpost visite à domicile = het huisbezoek fièvre = de koorts cabinet = de praktijk dispute = de ruzie spécialiste = de specialist urgent = de spoed urgence = het spoedgeval heure de visite = het spreekuur stress = de stress appuyer sur = toetsen entre = tussen refroidir = verkouden question = de vraag week-end = het weekend dire à = zeggen tegen phrase = de zin