Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • Quel temps fait-il ? = Wat voor weer is het?
  • Il fait beau. = Het is mooi weer.
  • Il fait du soleil. = De zon schijnt.
  • Il fait chaud. = Het is warm.
  • Il fait froid. = Het is koud.
  • Il fait du vent. = Het waait.
  • Il pleut. = Het regent.
  • Il neige. = Het sneeuwt.